SPIEGEL
Hanneke Meerum Terwogt

Harlekijn Herman

20 dec 1969

Alleen maar iemand die gewoon zijn werk wil doen op een plezierige manier. Zo ziet 'harlekijn' Herman van Veen zichzelf. Is dat de enige reden waarom hij minder publiciteit wenst? Of zit er nog iets anders achter? Hoe is het hem vergaan na zijn televisie-flop? Waarom noemt hij zijn activiteiten van nu een soort kladschrift? Wie is hij dankbaar? En wat is hij van plan? '?F WF et was op een gegeven moment zó dat ik er wel reven had op een dag weetjewel, en toen werd ik helemaal gek.


Daarbij komt, dat het, neem ik aan, allemaal heel lieve mensen zijn hoor, journalisten. Maar publiciteit is ook een kwestie van doseren. Ik geloof dat er in Ne derland gewoon gebrek is aan nieuws, aan theaterniieuws. En als er dus een nieuwe verschijning is, dan wordt die vogel gelijk helemaal opgevreten en uitgebuit en uitgepeurd en dat gaat met pagina's tegelijk, en dat wordt maar geschreven, terwijl er in wezen niks nieuws onder de zon is. Alleen maar iemand die gewoon z'n werk wil doen op een plezierige manier.
En ik heb dus die boot maar eens afgehouden, pats, boem. Alleen maar functionele interviews, die een publiaire waarde hebben, sta ik toe. En oolkranten, dat vind ik erg leuk."
Iedereen die denkt: Herman van Veen, da's net een jonge hond, vergist zich. Die verrijkt zich op het baldadige, het jonge, het quasi-spontane. Herman van Veen heeft in feite niets van de jolige hond. Alles wat hij doet, of het nu op het toneel is, of daarbuiten, is uitgekiend, centimetersge- wijze berekend, afgewogen. Hij weet gewoon zo langzamerhand waar hij mee bezig is, zegt hij zelf, de allergrootste fouten hoopt hij niet meer te maken. Maar dat weet je natuurlijk nooit, zegt hij ook, en z'n neus zal hij best nog eens stoten.

"Al die pressie voor die televisieshows, pagina's en pagina's vol, voorpaginanieuws, enorme foto's, belachelijke zaak, en al die dingen werken naar een zogenaamde mislukking. Ik heb door al dat enthousiasme, onder andere van de journalisten, ook gedacht van hééé, dat kan ik allemaal wel doen, boemboemboem weetjewel, en net zoals de journalistiek op een gegeven moment de fout overpubliciteit heb ik ook een overactie gehad. Door zomaar televisie te doen. Het was gewoon te gek wat ik deed. Overdag nam ik televisie, om vier uur sprong ik in de auto naar Nijmegen, voorstelling, om drie uur 's nachts thuis, de volgende dag weer repeteren. Dat was gewoon... je werd er naar toegedouwd. Ik had niet eens tijd om zelf die programma's voor de tv te maken. Dus dat liep op een vreselijke manier uit de hand weet je. Nou ja... achteraf vreselijk meegevallen.

Net als met die platen. Die eerste lp liep krankzinnig goed. En die platenmaatschappij meteen van Herman, meer platen, jiepiejee ... weet je. En met de tv, dat eerste korte programma- tje, daar waren ze vreselijk gelukkig mee, hup, zeiden ze, meer televisie. En in het theater ging het net zo ... Op een gegeven moment dacht ik: ja jongens storten jullie nou allemaal in mekaar weet je. Ik heb er een punt achter gezet. Eén lp per jaar maak ik, geen televisie voorlopig."

Met interviews doet hij net zo, zegt hij. Af en toe ééntje, als hij er het nut van inziet voor hemzelf, voor zijn zaak. Zijn zaak, Harlekijn-Holland, waarvan hij samen met zijn vriend (pianist-componist) Laurens van Rooyen directeur is. Platenproduktie, publiciteit verzorgen, impresario zijn voor een paar jonge artiesten; omvat musici, fotografen, administratieve krachten. En als er iets over Herman van Veen of een andere Harlekijn-artiest (b.v. Lenny Kuhr) te vertellen is, gaat dat in een Harlekijnbulletin naar de kranten. Want al die interviews waarin staat dat Herman van Veen 25 jaar geleden in Utrecht werd geboren, het conservatorium afliep en eigenlijk altijd al met het entertainment in de ruilmste zin van het woord bezig was, interesseren de mensen toch niet, zegt de directeur. Het gaat de mensen ook niet aan, vindt hij, de Herman van Veen-privé.

"Van die stukken van Herman leunde met z'n rechter arm op z'n antieke weet-ik- het, toen hij in z'n ietwat versleten fauteuil neerzakte ... weet je. Sorry, dat gaat niemand wat aan. Nou ja, jij zit hier, o.k." Er is geen versleten fauteuil in de prachtige bungalow van Herman van Veen in een klein plaatsje bij Utrecht ("zeg maar niet waar ik woon, anders krijg ik ze allemaal aan de deur"). Het is er gezellig, Herman ziet er tevreden uit, op z'n vrije, zaterdagmiddag, vrouwtje, dochtertje (anderhalf), tweede kindje op komst, Blood Sweat and Tears op de stereoapparatuur, daarna Jacques Brel en Bob Dylan.
"Vreselijk goed vind ik een Yves Montand, een Jacques Brel, Beatles, Rolling Stones, Dylan, José Feliecano, ach, zoveel. Kijk, bij al die mensen is de basis steengoed, en daarbovenop geven ze nog een kouwe ruggerilling. Nou, als dat zo is, dan zeg ik: jongens, asjeblief, kom binnen. Dat zogenaamd moeiteloze wegspelen of zingen, dat is de echte artiest. Ikzelf? Ik weet het niet. Soms wel. Ik moet bij mezelf, ais ik iets doe, iets voelen. Als ik niks voel, is het fout. Een soort zelfbevrediging. Die tremolo of vibratie bij mezelf, die moet er zijn. Het is vaak moeilijk, je wordt vaak afgeleid door het licht, het doek, planken die kraken ... Soms voel ik het niet, bij niets, dan is het een rotvoorstelling. En dan ga ik net zo lief borden wassen of gras maaien. De mensen in de zaal? Nee, die horen het niet, je hebt genoeg basis en routine om het toch wel te maken. Maar als die extra dimensie er wél is, merken ze het. De journalisten schrijven vaak: de thuisblijvers hebben niet geweten wat ze misten. Maar vaak hebben de mensen in de zaal het ook niet geweten. Ik hoor het aan de stiltes, aan het applaus, aan alles, of het er was."

In een stampvolle zaal 's avonds in Hilversum gaat een verliefde meisjeszucht als Herman van Veen aankondigt: Suzanne... En na afloop moet hij handtekeningen zetten. En worden zijn nieuwste platen met tientallen tegelijk verkocht. De zaal is uitgeput van het juichen en klappen. Herman zit - ook uitgeput, hij krijgt het niet cadeau, het succes - in de kleedkamer, het dunne blonde krulhaar kletsnat om z'n magere gezicht geplakt, de ogen zeer blauw. Hij bespreekt met Laurens van Rooyen en een onbestemd aantal andere ingewijden (die overal waar Herman zich vertoont om hem heen lijken te hangen) een paar technische details van de voorstelling van vanavond.
"Een harlekijn is zo'n mannetje aan een touwtje. Ik heb die naam eigenlijk voor ons gezelschap genomen denkend aan zo'n antieke harlekijn, een soort nar. Maar dat klinkt me te carnavalesk. Een soort adviseur, raadsman, clown, springer, entertainer. Maar ook iemand die raad geeft en waarschuwend de vinger opsteekt, maar altjjd verpakt in het kader van het entertainment. Want die nar werd nooit serieus genomen, maar er werd wel naar geluisterd. Een harlekijn zit niet in de regering, heeft geen grote maatschappelijke functie, hij is er voor het entertainment. Al die facetten, al die kleine vakjes, zoals in z'n kostuum, dat spreekt me aan."

Herman van Veen studeerde aan het Utrechtse conservatorium viool en zang, debuteerde met het studentencabaret Harlekijn als (bijna) professioneel cabaretier, maakte tot nu toe televisieshows, speelde in een film, bereidt zich voor op optreden in het buitenland, maakt gedichtjes, doet zaken, vindt het zalig om thuis te komen of met z'n vrouw Marijke een paar dagen de Ardennen of zo in te trekken. "Het publiek is m'n inspiratiebron. Als ik een plaat maak denk ik aan publiek, aan één iemand desnoods, een uitgesteld gehoor. Alles wat je doet doe je... o.k., in de eerste plaats voor jezelf, het is in de eerste plaats voor jezelf, het is in de eerste plaats een bevrediging van je gevoelens, van je ik. En als dat overkomt is dat plezierig, daar werk je toch voor. We zijn allemaal commercieel, commercieel in onze eigen bevrediging geloof ik. Ik vind het fijn als jij mij aardig vindt, en hij, en als m'n vrouw van me houdt. Daar doe ik m'n best op, daar speel ik op. Dat doet ieder mens denk ik. Nee, ik doe geen dingen die tegen me indruisen, maar in het kader van m'n mogelijkheden en mijn verantwoordelijkheden probeer ik dus iedereen te pakken, in mijn omgeving tenminste, voor zover ik er in geïnteresseerd ben. M'n publiek, daarin ben ik zeer geïnteresseerd. Daar doe je je best voor. En dan wil ik best concessies doen, weet je. Ik wil best wachten met heel hard stront te roepen. Zeg ik een poosje nog maar kak. Dat stront komt dan wel. Bij wijze van spreken."

Over mislukkingen.

"Je bent kwetsbaar. Ja, met die tv-show, dat was geen succes, dat weet ik. Ik ben er dan ook gauw mee gestopt. Maar ze hebben me wel behoorlijk te pakken gehad daarna, nou ja, niet echt vervelend hoor, maar niet helemaal jofel ook. Goed, het gaat nu gelukkig schitterend met me, uitverkochte zalen, platen verkopen fantastisch. Maar aan de andere kant waren er al die mensen, die zeiden: Herman van Veen, daar zal je na de tv-flop nooit meer iets van horen. Die denken zeker dat je een soort tienerspringer bent. En het is natuurlijk ... sorry weetjewel, ze moeten me uitroeien of verbranden, maar anders is er geen sprake van."

Over ergernissen.

"Ik ben eigenlijk een soort flowerpowerfiguur. Laat de mensen toch hun gang gaan, mensen zijn. Laat ze zich met zichzelf bemoeien, met hun katje en hun hondje. En laat ze toch proberen gelukkig te worden. Dat word je namelijk niet als je je zo intensief bezighoudt met andere mensen en je VINDEN zo belangrijk vindt. Je leeft maar één keer. En ga dan niet zitten muggenziften. Ik betrap mezelf er ook wel op hoor, dan raak je geemotioneerd door een bepaalde band of vriendschap. Maar het is niet goed. Nee, natuurlijk ligt dat anders met Vietnam, Biafra, grote politiek. Dan vind ik dat je als mensen, met z'n allen, 's even op de poten moet komen, weetjewel."

Over werken.

"Als ik niet werk van 's ochtends negen tot 's nachts drieën, als ik me niet helemaal altijd elke dag te barsten werk, dan komt er geen hond naar me toe. Kijk, ik heb iets gekregen van daarboven, van wie weet ik niét precies, maar er is iets gekomen aan talent. Maar zelfs met dat talent moet ik me helemaal te barsten werken, anders maak ik het niet. Als ik niet zorg dat er affiches geplakt worden, als ik niet zorg dat er een prijzenbeleid is, dat het doek op tijd opengaat, de lichten werken, dan is er geen show. En dat moet je allelmaal zelf doen. En dat is bij het toneel net precies zo. Waarom dat gekanker op het gesubsidieerde toneel. Laat ze d'r dan wat aan doen, op een verschrikkelijke manier theater maken, laat er iets gebeuren vanuit die toneelwereld, behalve gekanker. Die jongens denken dat ze klaar zijn met een rolletje spelen, ben je gek, ze moeten een decor gaan bouwen, dan kunnen die anderen ontslagen worden. Dat is een gedeelte van hun vak, hun werk. Die acteurs, die zijn helemaal achterlijk, mesjogge. Dacht je dat een acteur weet wat een licht pakken is? Dat een actrice zich met installeren, decorbouwen en de hele toestand bezig hield? Welnee. Die mensen spelen hun rol, punt uit."

Is hij al op z'n hoogtepunt?
"Ben jij gek? Ik ben voortdurend aan het experimenteren, aan het verder denken. Ik ben de enige die weet wat ik kan en wat ik zou kunnen. Ik ben mezelf altijd voor, in mind, weet je. Als ik dus vandaag een voorstelling geef realiseer ik me tegelijkertijd al: o, dat moet ik morgen anders doen. Ik ga voortdurend door. Daarom maak ik me geen zorgen over de toekomst, of over succes, want dat vind ik minder belangrijk. Als ik dus m'n artistieke ei zelf voorlopig maar kan doppen. En ik heb me voorgenomen op m'n 50ste op m'n hoogtepunt te zijn. Gewoon omdat je dan ook als mens, qua ervaring, kennis, wetenschap ... weet je, dat je het dan een beetje gezien hebt. Niet dat dit niet allemaal prachtige momenten zijn die ik nu beleef, maar als totaliteit, theatertotaliteit, tv, platen, film, moet je naar die leeftijd toe."
Hij heeft het over een "kladschrift".
"Ja, mijn optreden nu is een soort kladschrift, in het positieve. Niet dat ik Nederland of m'n werk hier als een soort vingeroefening beschouw, integendeel. Een voortdurend groot laboratorium waarin je jezelf zoekt, en waarin je probeert die dingen die je vindt dat je moet doen op zo verantwoordelijk mogelijke manier over te brengen. Zoeken naar jezelf is het. Woorden van an- deren gebruiken voor wat je zelf graag had willen zeggen, dat is mijn werk. Wat ik op een voorstelling laat zien is niets anders dan dit denk ik, dit voel ik, dit zeg ik en dit wil ik zeggen. Daar is het een spiegel van. En dat loopt soms vreselijk uit de hand, dan lukt het niet. Kwestie van timing en vakmanschap. Dat vak ben ik aan het leren. Je hebt dus vanavond een avond Herman - van-Veen-in-ontwikkeling gezien. Een stukje van die ontwikkeling. Over zes jaar moet je weer komen kijken, dat lgkt me interessant."

Welke mensen zou je willen bedanken?
"Nico Knapper in de allereerste plaats. Dat is iemand geweest die de tijd heeft genomen, en nog neemt, om zich met mij te bemoeien. En hoe! Steeds, nu al twee, drie jaar lang, komt hij met z'n autootje naar m'n shows, gaat zitten kijkt. En na afloop: Sorry Herman dat ik het zeg, maar dat en dat doe je niet goed. En tot op heden heeft hij altijd gelijk gehad. Hij is een hele goeie waarnemer. En hij is onschatbaar waardevol bij het maken van m'n platen. Ja, Nico Knapper bedank ik zeker. En dan Toon Hermans, al heb ik die man maar een paar keer in m'n leven gezien. Dat is zo'n eerlijke vakman, die het gewoon fijn vindt dat er een jongen komt die in zijn vak z'n best doet, en die dat ook zegt. Wat een man. Ik ben een groot bewonderaar van Hermans schrijf dat maar gerust. En Wim Kan, die mij zeer bemoedigd heeft. En een paar journalisten, die fantastisch hun vak verstaan (Gerard Paques, Leo Thuring, Rik Boost). M'n vader, m'n moeder, m'n vrouw, Laurens van Rooyen, de grootste vriend die je je maar voor kan stellen, die zeven jaar met me samenwerkt, die z'n leven geeft voor onze zaak. Alle mensen waar ik mee samenwerk. Niet dat al die mensen die ik nou noem roepen: Herman van Veen, HOERA. Maar vanuit hun enthousiasme en eerlijkheid hebben ze me een psychologische steun gegeven."

Hou je van Nederland?
"Nederland is eigenlijk één grote dooie provincieplaats. Maar daarom hou ik er juist zo van, denk ik. Als ik met het vliegtuig boven Nederland aankom, denk ik: heee, wat ligt het er weer keurig bij weetjewel. Eindeloos land vind ik het. Zo netjes. Van de straat kun je eten, genoeglijk, prachtige mensen, zitten mekaar voortdurend in de haren, maar het stelt allemaal niks voor.



Hanneke Meerum Terwogt