HET PAROOL
PETER HOOMANS

Van Veen oogst in Carré

1 nov 2000

Carré is altijd een vruchtbare plaats geweest voor Herman van Veen. Sinds zijn debuut daar, op 26-jarige leeftijd, heeft hij zich in vele shows mogen uitleven. Ooit strooide wierp Herman van Veen zo uitbundig veel erwten over het Carré-publiek uit, dat een deel door de kieren van het hout onder de vloer raakte en daar ontkiemde. Geholpen door een lekkende verwarmingsbuis ontstond - aldus wil de overlevering - een compleet erwtenwond.


Bij zijn huidige programma is veel van het oude nog altijd intact. Bij opkomst is er de zwart wit geblokte narrenjas. Op piano begeleidt Erik van der Wurff al zo'n dertig jaar lang de kale harlekijn.
Liederen van Brel (onder meer in het Zuid-Afrikaans), Judith Herzberg, Ischa Meijer en Willem Wilmink passeren de revue. Ook in de huidige tournee wordt weer rijkelijk uit het verleden geput, wat Van Veen kan maken omdat de show en het vermaak voorop staan en hij niet als zijn minder succesvolle vakbroeders iedere twee jaar met een nieuw programma door het land moet trekken.

Recht overeind staat ook nog altijd het wereldbeeld van Van Veen. De tijd van zijn jeugd transponeert hij als het ware al zijn artiestenleven lang naar het heden. Een tijd vol overzichtelijkheid, volkse karakters (Blonde Truus, Ome Frans), koningen, goochelaars en medemenselijkheid. Moeder vraagt zoonlief die uit boosheid naar China wil vertrekken, of hij wel voor het eten weer thuis is; in de onderbroek van vader valt naar tevredenheid van dezelfde jongen ook een remspoor te ontdekken. Een dokter met een thermometer achter zijn oren vraagt zich verward af waar hij nou toch zijn potlood gelaten heeft...

Met zijn knappe lichaamsbeheersing, rijke vocale bereik en die typische lijzige Van Veen-intonatie weet de Èulenspiegel unserer Tage ook de herinnering aan zijn eigen vakmanschap in herinnering te roepen. Gesteund door een vaardig combo komen de liederen en grapjes in grote vaart voorbij.
Erwten strooit hij allang niet meer uit over zijn publiek. Hoogstens wat water. Al bedreigt hij zijn gehoor met een reuzengrote brandspuit, niemand is werkelijk bang dat hij die over de hoofden leeg zal spuiten. Als hij toch de kraan openzet, golft een grote straal zilveren sterretjes de zaal in. Ontkiemen hoeft de artiest immers allang niet meer, in de herfst van zijn carrière is het tijd om royaal en glansrijk te oogsten.



PETER HOOMANS