Utrechts Nieuwsblad
ingezonde brieven

En als het watergeel kleurde, dan ging hij tekeer

1 juli 2004

In een serie van dertien afleveringen diept Herman van Veen elke eerste zaterdag van de maand in de bijlage Focus Cultuur herinneringen op aan de stad waar hij zijn jeugd doorbracht. Lezers worden van harte uitgenodigd te reageren. Deze reacties plaatsen we elke donderdag vóór de nieuwe aflevering, twee dagen later. Vandaag reacties op aflevering 3: Viespeuk - Herman, wij gaan naar het badhuis.


Badmeester Vreeburg
Herman, bedankt voor je leuke artikel. Ook ik maakte gebruik van het badhuis, samen met mijn pa. Elke vrijdagavond verplicht in optocht naar het badhuis. Wij gingen onder de waterstraal van het badhuis aan de Thorbeckelaan. Eenieder uit die periode herinnert zich nog wel de strenge badmeester Vreeburg, hij woonde ook naast het badhuis. Ik dacht dat we een dubbeltje moesten betalen, ergens in de vijftiger jaren. Via jouw artikel kwamen al mijn jeugd(buurt)herinneringen uit het Ondiep weer voorbij. Van het buurtfeest in de Druifstraat, de straatvoetbal- en -wandelclub, de wekelijkse plicht om twee zakjes kolen te halen bij Limburgia, de ijsjes van Hoogie en het toilet in de schuur. Helaas, er is niks meer van over. Daarom steun ik ook het openhouden van het Badhuis aan de W. van Noortplein. Laten we al dat moois nou niet weggóoi- en maar restaureren en aan de buurt geven. Juist in de buurt moet het gebeuren. Niks alleen supergroots (MC) maar ook kleine voorzieningen in de buurt.

Gert van Es
Utrecht


Oud-collega's bedankt
Gaama wil ik reageren op dit onderwerp, aangezien het mij was vergund de laatste jaren als badmeester dienst te doen in de Willem v. Noortstraat voordat het badhuis gesloten werd. Liefst zou ik daar mijn pensioen gehaald hebben. Het was er altijd gezellig en vooral tegen het weekend erg druk, maar dat was voor ons geen punt. De collega's zorgden voor de reinheid en de badmeester deed het onderhoud, zorgde voor de kassa en hield toezicht op het geheel. Vrijdag- en zaterdagmorgen was de drukste tijd. Op vrijdag was het badhuis tot negen uur open, maar er moest ook gegeten worden. Dus werd er in het keukentje, dat we gezamenlijk gebouwd hadden, lekker gekookt en dan óm beurten eten. De klanten roken het eten en wilden wel mee-eten.
Tijdens de kerstdagen maakten wij er een feest van. Wij versierden het badhuis en we draaiden vrolijke kerstplaten. Het publiek, dat zich aan het schoonpoetsen was, galmde luidkeels de liederen mee, vooral op vrijdagavond. Dit was een geweldige tijd. Zo zijn er nog vele leuke herinneringen, ook vanuit het publiek. Het is me een genoegen mijn oud-collega's hier nog eens voor te bedanken.

G.W. Lubbers
IJsselstein


In een teil
Afgelopen zondag ben ik met mijn echtgenote nog even door de Kievitdwarsstraat, Grietstraat, Kievitstraat en de Duifstraat gelopen. In de Duifstraat ben ik in 1941 geboren, mijn vader had daar een kaaswinkel (zuivelhandel). In de kersttijd was de etalage feestelijk versierd, In de zomer, als het warm was, haalde mijn vader in de buurt van de Lange Nieuw- straat staven ijs (die hij op schouder en fiets vervoerde). Dit ijs werd in mootjes gehakt en in een teil gedaan om de boter te koelen. In een kleinere teil zaten mijn broer en ik op achterplaats te spelen en als er een vriendje op bezoek was maakte ik als kleinste plaats in een zinken emmer.
Waar als je je buik introk er nog ruimte overbleef om met een blokje dat fungeerde als boot te varen. Ook tollen, hinkelen, tikkertje spelen en verstoppertje waren favoriet. Soms op wacht bij de bushalte van lijn 5 tegenover de winkel in de Duifstraat om lege busboekjes te vragen. Ook spelen aan het water van de Weerd- singel (bij Noorderbrug) waar ik met mijn broer het spelletje deed wie het water kon raken vanaf de kant. Het resultaat laat zich raden, ik ging kopje onder en een soldaat redde mij het leven. Bij de bloemenzaak (hoek Duif- straat/Noorderbrug) werd ik naar binnen gebracht en onder de douche gezet. Mijn weldoener heb ik nooit kunnen bedanken.
Voor mijn vader was het een moeilijke tijd, het was oorlog, mijn moeder overleed in 1944 enkele dagen na de geboorte van mijn zus. Mijn vader bleef achter met drie kleine kinderen. Overdag de winkel en 's avonds boodschappen brengen bij klanten. Tijdens de zomervakanties logeerden wij bij ooms en tantes op verschillende boerderijen, waar wij ons heerlijk konden uitleven. Mijn vader hertrouwde en verkocht later zijn zaak en wij gingen in de Kwartelstraat wonen. Ik weet nog dat de grote teil, die in de winkel als koeling dienst deed, vol zat met serviesgoed. Lopend gingen wij (vader aan de ene kant en mijn broer en ik aan de andere kant) door de Kievit- straat (langs de Kievitdwarsstraat) naar de Kwartelstraat. Uit het tweede huwelijk werden nog vier kinderen geboren. Later verhuisden wij naar Den Haag.

L. ten Brummeler
Utrecht


Hoever ben jij?
In het ouderlijk huis van mijn man waarin wij in 1951 bij mijn schoonmoeder kwamen inwonen was vroeger wel een water-closet aangebracht en een vaste wastafel met koud stromend water maar geen douche. Daarom ging ik op vrijdagmiddag wanneer het- huis schoon was voor de wekelijkse wasbeurt naar het badhuis in de Kanaalstraat. Thans is dit gebouw een gebedshuis voor moslims. Vooral in het weekend van vrijdagavond tot zaterdagavond was het er erg druk en moest men in de wachtruimte lang wachten tot er een cabine vrij was. Het rook er naar chloor en de lucht was er erg vochtig. Men kon kiezen tussen een kleine of grote douche, een bad of een bad met douche.
Dat alles natuurlijk met een verschil in prijs. De tijd die men kreeg om te baden was in het weekend bekort Om een vlottere doorstroming te bevorderen. Het badpersoneel draaide de klok die op de deuren van de badhokjes hing op de tijd waarop je klaar moest zijn. Zoals nu het systeem van de parkeerkaarten. Bij het overtreden van de tijdsduur klopte men op de deur om je aan te sporen haast te maken. Er werd vanuit de hokjes druk geconverseerd en gezongen door de diverse baders. Achter het badhuis en achter de winkels van de Damstraat lag de De Beukelaerschool, school met den Bijbel.
De leerlingen gingen op vrijdagmiddag klassikaal naar het badhuis. De conversatie van de badertjes was dan uiteraard anders dan bij het baden van de volwassenen. De angst niet op tijd klaar te zijn was uit de gesprekken op te maken. "Hoever ben jij? Ik moet mijn rug nog en mijn haren wassen." "O, ik ben me al aan het afdrogen."

Een gesprek van de jongens ben ik nooit vergeten en ik kan er nog om lachen. "Heb jij ook zo'n klein stukkie zeep van de meester gekregen? Ik mag wel opletten anders schiet het zo in mijn kont."

Joke Eijzenbach - van Eek
Vleuten


Niet plassen

Met plezier heb ik je artikel over het badhuis aan het Willem van Noortplein gelezen. Ik ben 56 jaar en heb ruim 20 jaar in de Kwartelstraat 64 gewoond. Ook wij hadden geen douche thuis. Dus moest ik op woensdagmiddag naar het badhuis, want dan kostte het slechts vijftien centen voor kinderen. Je kreeg maar hooguit tien minuten de tijd om te douchen, want dan werd er door de badmeester hard op de deur gebonkt. Ik herinner me ook de speciale lucht die er hing. Ook werd er door de badmeester vaak geroepen dat er onder de douche niet geplast (gezeken) mocht worden, want dat zag hij, het water stroomde namelijk in een goot buiten de douchehokjes en als het water geel kleurde, dan ging hij te keer!

Frans Delmee
Zeist


Fluitketeltje
Ik ben geboren op 23 december 1955 in de Douwes Dekkerstraat in de wijk Nieuw Engeland. Mijn moeder heeft nog een foto van die straat, beginjaren zestig, en die is genomen vanaf de Vleutenseweg. In de hele straat staat een motor en een auto, een Volkswagen kever van mijn vader, die net als ik nu, hoefsmid was (vanouds zat de hoefsmederij in de Gansstraat). Als je die straat nu in komt kan je nergens je auto kwijt Wij hadden vroeger ook geen douche of wat dan ook en zaten dan, als het erg koud was, in een zinken teiltje voor de kolenkachel en dan kwam mijn moeder met een fluitketeltje warm water om het water weer op te warmen.
Toen we wgt groter werden mochten mijn broers en ik ook naar het badhuis in de Kanaalstraat. Dat was altijd op vrijdag en omdat wij katholiek waren, dus op vrijdag geen vlees aten, haalden we op de terugweg scholletjes bij Vis van Vos op de Damstraat. Als het sneeuwde ging ik daarheen met mijn sleetje om als de 'drietjes' (bijna) op waren kolen te halen bij Iesberts ook op de Damstraat. Mijn sleetje parkeerde ik voor het badhuis en als ik eruit kwam stond hij er nog!

Volgens mij betaalden wij vijftien cent voor tien minuten en op de deur zat een houten klok waarvan de badjuffrouw de wijzers op de tijd zette datje naar binnen ging (of eruit moest, dat weet ik niet meer).
Na tien minuten klopte ze dan op, de deur dat het tijd was om je aan te kleden, maar het was zo lekker dat het kloppen vaak bonken werd met de vuist. Als je er dan uit kwam zeiden ze dat ik de volgende keer een stuiver moest bijbetalen, maar daar hoorde je nooit meer wat over.
Later kregen we een heel erg luxe ding, namelijk een Tigerplastic slang met een douchekop eraan die je op de kraan van de geiser in de keuken schoof. Dan stond je ook in die zinken teil en kon je jezelf zo afspoelen. Als het heel erg koud was gingen de gaspitten van het fornuis aan, wat nogal benauwd was. Nog later kregen we een ijzeren douchecabine in een hoekje van een slaapkamer, wat natuurlijk helemaal het summum was. Ik heb nu nog vaak als ik de cv aanzet of in mijn ligbad lig dat ik aan die tijd moet denken en nooit met een rotgevoel, het was een heerlijke tijd. En als ik dit soort verhalen wel eens onderweg vertel heb ik zelf het gevoel dat ik van voor de oorlog ben, en zeg ik weleens: 'ik ben van voor de oorlog' en dat geloven ze dan niet en dan zeg ik 'jawel, de Golfoorlog'.

John van den Hurk
Bunnik


Herkenning
Wat een heerlijk verhaal in het UN over het Badhuis van de Willem van Noortstraat, wat een herkenning vond ik daarin, ik heb in datzelfde badhuis altijd gedoucht, inderdaad voor een kwartje, zelf je handdoekje meenemen, geen shampoo, want daar was geen geld voor, in plaats daarvan nam mijn moeder altijd een plastic zakje mee, met daarin een beetje OMO (waspoeder) daar werd mijn haar mee gewassen; en dat dorst je tegen niemand te vertellen wantje schaamde je dood.

Ook vertelde je tegen niemand datje naar het badhuis ging, want dat was voor de armsten onder ons, de iets rijkeren hadden al een lavet of douche thuis. Het badhuis en het postkantoor op het Willem van Noortplein zijn in mijn gedachten zo met elkaar verbonden, dat zijn twee plaatsen waar ik veel herinneringen aan heb. Zelf ben ik ook opgegroeid in de Vogelenbuurt, geboren in de Boris Heermalenstraat, en op school geweest in de Nolenslaan op de Mariaschool.
. Nu ben ik al bijna dertig jaar weg uit Utrecht, en woon in Weesp vlak bij Amsterdam, maar Utrecht zit in je hart en dat gaaf erin ooit uit. Toen mijn man ongeveer tien jaar geleden een restaurant begon in Utrecht, was ik helemaal blij, weer even terug waar ik Vandaan kwam, en nu vier jaar geleden het tweede restaurant op het Griftpark, toen was in ook erg blij, heerlijk op mijn eigen terras met het zicht op de Dom. Sindsdien lees ik ook weer het Utrechts Nieuwsblad, want die neemt mijn man iedere avond voor mij mee vanuit de zaak, heerlijk gewoon, en dan lees jë deze verhalen, zalig, ik ben er ontroerd van.
Ik zou nog zoveel willen vertéllen over mijn Utrecht, maar dat is niet de bedoeling, denk ik. Maar dat verhaal over ook een beetje' mijn badhuis, vond ik toppie.

Hillie Keijzer-Tiland
Weesp


Alleen het haar nat
Van 1938 tot 1942 zat ik op de r.k. St Nicolaas meisjesschool. Op de Boerhaavelaan, streng gescheiden van de jongensschool. Tussen de twee scholen stond de r.k. kerk. Er was ook nog èen klooster, dat door strenge nonnen bewoond werd. Het waren onze onderwijzeressen. Op gezette tijden was het verplicht via school in- groepjes naar het badhuis te gaan op het Boerhaaveplein, ongeveer tien minuten lopen. Het was niet leuk.
Je moest je gezamenlijk vlug uitkleden en de deur open laten staan, dan kon de badmeester kijken of je er wel onder stond. Want er waren meiden die er zo'n hekel aan hadden dat ze alleen hun haar maar nat maakten. Het was in mijn ogen een keurige badmeester, geen engerd, maar hij kwam zomaar kijken. En dat was doodeng, het douchen was heerlijk, maar algauw klonk de stem 'afspoelen meisjes'. Dan moesten wij roepen: 'ja mijnheer'. Dat gebruik ik te pas en te onpas nog steeds bij gelegenheid. Dan gingen acuut de kranen uit. Het aankleden was koud, de stoom en de korte tijd, de natte haren, de veel te kleine handdoek zorgden ervoor datje bibberend nog op school kwam. Het was voor mij een onaangename ervaring iedere keer weer zo koud.

Nel Verweij.
Utrecht