Leids Dagblad
Bert Koekebakker

Twee avonden in Leiden

Herman van Veen etaleert vakmanschap



1 juni 1983
LEIDEN - Een sfeertekening. Meer kan het echt niet worden. Herman van Veen terugbrengen tot wat verloren recensie-regels in een krant is onrecht doen aan het vakmanschap. Is onderwaardering van opgeroepen emoties.


Gisteravond stond hij, door K&O naar Leiden gehaald, in de Stadsgehoorzaal. Vanavond staat ie er weer. Met z'n fiets en z'n viool. Met z'n haast onhoorbaar gefluister en dreigend geschreeuw. Onrustig zoeken z'n zinnen zich een weg naar de toeschouwer. Om je heen kijkend constateer je, dat hij ontroert. Mensen kijken gefascineerd naar een pop die kindergeluiden maakt. Vergeten te applaudiseren. Soms. Z'n programma is autobiografischer geworden. Gevoel en ratio draaien zowel voor als na de pauze om elkaars as. De meest afgrijselijke, veel-lettergrepige Nederlandse woorden komen ontroerend z'n strot uit. Hij schreeuwt z'n emoties de zaal in. Over werkloosheid bijvoorbeeld. Z'n beeldend taalgebruik maakt de machteloze component los uit een sociaal verschijnsel, dat ook voor velen van z'n toeschouwers zo'n harde realiteit is geworden. En steeds weer herinnert hij z'n publiek aan de simpele eerste Kievitdwarsstraat in Utrecht, waar je met een boksbeugel of een fietsketting minder opviel dan met een viool. Aan meneer Mok, die Herman motiveerde viool te gaan spelen.
In een milieu waar de viool even ingeburgerd was als vrijheid van meningsuiting in menig Oosteuropees land. Want ook daarover gaat het programma. Herman is het stadium, waarin hij z'n publiek bespeelt, allang ontgroeid. Zelfs als hij (verbale) nonsens de zaal inzendt, luistert het publiek gretig. Maar vele jaren geleden was het 'Harlekijnlied' verbaal toch ook ongrijpbaar?

Een cabaretier ontleent z'n artistiek succes doorgaans aan twee belangijke bouwstenen: woorden en muziek. Van Veen boeit echter ook met inhoudsloze woorden, met gefluisterde regels, waarvan je alleen het belangrijkste zelfstandig naamwoord met enige moeite kunt verstaan. Hij speelt een humoristisch spel met woorden, die plotseling achterwege blijven als het gebaar, de mimiek of een suggestieve melodie de taak van hot "uitdrukkingselement" heeft overgenomen. Applaus gaat in golven van meeslepend enthousiasme door de zaal. Via een bandopname speelt Herman met dat applaus. Het applaus gaat over in het geluid van regen. Het verhaal lijkt verteld. De circel is gesloten.
Een liedje in het Duits nog. Een punk-persiflage op neun-und-neunzig Luftballons van Nena. Een lied, getiteld KGB-I. Ook nog CIA-I. De broekspijpen opgestroopt. Steeds terugkerend naar de zaal om onbelangrijke informatie over het lied aan te vullen met zo mogelijk nog onbelangrijker informatie. KGB-I. CIA-I. Hij maakt ritme door de klep van de piano veelvuldig dicht te slaan. Plotseling de opmerking: "Het was oorlog, maar niemand ging erheen".

Vanavond zet Herman van Veen met het trio Erik van der Wurff, Nard Reijners en Cees van der Laarse de Stadsgehoorzaal weer op z'n kop. En niemand die dat zal willen verhinderen.



BERT KOEKEBAKKER.