Kerk in de buurt
Ron Booij

Herman van Veen over God, kerken en hoop

"Waar ik op hoop, is altijd weer vrede"

september 2010

Wie 'Herman van Veen' zegt, die hóórt hem ook meteen. Zijn onmiskenbare, ronde stemgeluid draagt al vijfenveertig jaar bij aan de Nederlandse kleinkunst. Nooit luid, altijd keurig uitgesproken. Maar het zou Herman van Veen (65) tekort doen om hem alleen maareen liedjesschrijver en zanger te noemen. Hij is ook clown, cabaretier, schrijver, regisseur, musicus, acteur. En Utrechter. Alles bij elkaar misschien wel iets teveel voor één interview.


Mijnheer Van Veen, hoe gaat het met u?

"Het is zonnig, ik ben gezond, ik hou van nogal wat mensen en ik heb werk. Ik geloof, dat ik niet mag mopperen".


Zijn er waarden in het leven waar u vast in gelooft?

"Ik denk dat het antwoord in uw vraag verborgen ligt, en wel in het woord 'waarden'. Ik geloof datje er alles aan moet doen om de dingen 'waar' te laten zijn, waarachtig. En vooral 'waar' in de betekenis van 'ontjokt'."


Bent u gelovig?

"Als kind dacht ik dat God net als de etsen in de Statenbijbel boven de wolken woonde. Dat beeld is veranderd net zoals dat ging met Sinterklaas. Mijn Sinterklaas droeg op een dag de sokken van mijn vader. God woont natuurlijk niet boven verdampt water. Voor God heb ik geen woorden. Het is groter dan ik kan bevatten. Alle respect voor mensen die dat willen vatten in drie letters."


Voelt u de behoefte om een boodschap aan uw publiek over te brengen''

"Ik doe mijn uiterste best om juist geen boodschap te hebben, om niets anders te doen dan te vermaken. Dat lukt mij maar ternauwernood. In mijn optiek dient kunst alleen zichzelf uit te dragen. Het is aan de luisteraar, de kijker, het te interpreteren. Misschien wel het meest fascinerend vind ik de vraag waarom mensen dingen doen zoals ze ze doen. En hoe de natuur haar weg vindt. Ik kan met open mond naar die fenomenen kijken. En over wat ik zie, vertel ik dan: Ik zag een man..., er was een beek..., er zat een haas..., de buurman zei..., mijn moeder vond..., de vrouw die naast mij ligt, fluistert..., enzovoort."


Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen theater en kerk?

"Ik kom vaak in kerken. Eigenlijk heb ik in alle steden waar wij spelen een lijstje met musea, boekwinkels en kerken. In zo'n gebedshuis, met zijn koele stilte, zit ik graag. In gedachten, waarbij het onvermijdelijk is je voor te stellen wat er gezocht, gezongen en gezegd werd. Mede door de kerken is er fenomenale kunst ontstaan. Muziek, beelden schilderkunst, architectuur en passiespelen ter ere van het vermeende grootste. In het theater gaat het over gespeelde macht en onmacht. Er wordt aan de kaak gesteld, gebagatelliseerd, gedramatiseerd, gegoocheld, vergrapt, overdreven en fijngestemd. Alles voor het hooggeëerd publiek. In het andere gebouw voor de hooggeëerde."


Wat is uw eerste reflex bij de vraag ' Waar hoopt u op '?

"Waar ik op hoop, is altijd weer vrede. Mocht ik wat wensen, dan was het vrede. Zoals in dat oude kerstliedje: En in de mensen een welbehagen. Tegenhanger van hoop is angst. Bang ben ik voor apathie, onverschilligheid, voor de vrees die bij me opkomt als ik zie hoe ouderdom soms gepaard gaat met pijn."


Hoe belangrijk is zelfreflectie voor u?

"Het is onvermijdelijk datje op alle mogelijke manieren je hoofd stoot. Ook in mijn vak word je voortdurend op de schouders getikt: Wat bedoelt u, kunt u dat zo wel zeggen? Je kunt niet genuanceerd genoeg zijn. Maar ik vind het toch bijzonder aangenaam als mensen mij kritisch benaderen en ik bij nader inzien kan zeggen: 'Zo had ik het nog niet gezien, bedankt." Daar schiet je wat mee op. Eén van de principes van mijn vak is dat iets pas leuk wordt als je in staat bent te laten zien hoe belachelijk je in wezen bent."


U schreef ooit: 'Lieve God, ik bid u: bewijs dat u niet bestaat, u bevrijdt ons daarmee van een geweldige hoop narigheid'. Welke boodschap wilt u hiermee overbrengen?

"Eén van de lastigste dingen vind ik als mensen spreken in de naam van God. Oordelen, beschuldigen, straffen, dreigen. Het is niet God die oorlog voert, het zijn mensen. Het is niet God die bedriegt, het zijn mensen. Het zou goed zijn als dat ooit begrepen werd. Dat fundamentalisme, dat spoor is dodelijk. God is geen wet. God is een tedere mogelijkheid."


In één van uw conferences laat u God anoniem een wandeling maken. Hij komt in een dorp en loopt een opvallend gebouw binnen. Als Hij iemand op liet gebouw aanspreekt, krijgt Hij als anr\voord: 'Wat dit is? U schertst, dit is een kerk, vriend. Dit is het huis van God, vriend.' God reageert: 'Als dit het huis van God is, waarom bloeien er dan geen bloemen, waarom stroomt hier dan geen water. waarom schijnt hier de zon dan niet? 'De man ant\voordt: 'Dat weet ik niet.'

"De bedoeling van dat verhaaltje was om een vervreemding aan te geven, een verwijdering van dat wat wezenlijk is. God is hier. God is thuis. Thuis is liefde, zoals ik heb mogen leren kennen. Of zoals mijn kleinzoon zegt:
'God bestaat, want hij heeft een naam.' Wie weet."



Ron Booij