Recht door zee
Martijn Morel

Herman van Veen:
NAR en HARLEKIJN

augustus 1969

WIM KAN, de cabaretier uit Kudelstaart, noemt hem het grootste talent dat Nederland de afgelopen decennia heeft voortgebracht. Hij kreeg in één jaar meer publiciteit dan vele ouderen in hun hele carrière. Hij is in kranten zowel „De Cruyffie van het Nederlandse Cabaret" als „De Piet Keizer onder de entertainers" genoemd. Nederland kwam woorden tekort om zijn talent te loven. Zelf is hij er opmerkelijk rustig onder gebleven: HERMAN VAN VEEN, de 24-jarige Utrechtse typografenzoon, in alle toonaarden bezongen als dé ontdekking van het jaar 1968.


Danny Kaye favoriet


MET één klap schaarde hij zich onder De Grote Namen in het beperkte wereldje van de Nederlandse showbusiness. De mensen zeiden verbaasd: hoe is het mogelijk, zó jong, en dan al zó bekend. Herman zegt daarop: ,,Vergeet niet dat ik al een hele tijd bezig ben. Al een jaar of vijf. In Nederland kende geen hond me, maar in België had ik al een flinke ploeg supporters bij elkaar". Aan het succes van Herman van Veen ligt een degelijke muzikale basis ten grondslag. Hij studeerde aan het Utrechtse conservatorium, viool en zang. Het is niet voor niks dat hij „plotseling" een uitstekend vertolker van chansons bleek (waarbij we nog niet eens meteen aan zijn tophit „Suzanne" denken), dat soort kwaliteiten komt echt niet volkomen onverwacht uit de lucht vallen. Na het conservatorium stond hij voor de keus: muziekleraar worden, of in de "vrije sector" iets op poten proberen te zetten.

HET werd, zoals bekend, het laatste. Het cabaret ,,Harlekijn" werd geboren, met Herman als centrale figuur. Een one-man-show met een muzikale ondersteuning van een voortreffelijke combo. De conservatorium-afkomsl: van Herman verloochent zich niet: het muzikale element krijgt — in de hele show — een stevig accent. ,,Cabaretier" wil hij overigens niet genoemd worden, de blonde Utrechter. ,,lk ben veel meer een nar, een harlekijn. De beste omschrijving is „comedian" geloof ik. Ik houd erg van mensen als Frank Sinatra, Danny Kaye, Dick van Dyke. Dat zijn entertainers die me liggen".

HERMAN is één brok geestdrift en dynamiek, als hij over „het vak" praat. Met bezetenheid bijna vertelt hij erover. Wilde armgebaren zetten zijn uitspraken kracht bij. Hij lacht veel. Zegt dat hij een berg plezier beleeft in het leven. Dat er nog een hoop te doen is. Dat hij naar Amerika wil. Niet als toerist, maar als artiest. Onlangs was hij er een paar dagen. „Een enorm land, maar ik was blij toen ik weer op Schiphol was. Maar ik zou er heel wat voor over hebben om een keer op een Amerikaans toneel te staan. Wat dacht je?"


Waar voor hun geld!



MET zijn programma ,,Harlekljn" reist hij het land af. Intussen sleutelend aan nieuwe items voor de show. Verschillende ,,gast"- zangeressen heeft hij al naast zich gehad: Floortje Klomp, Africa Jarbo, een festival-winnares Lenny Kuhr. Maar Herman blijft steeds de centrale figuur, de sneldraaiende as waaromheen de hele affaire zich wentelt. Hij draaft, rent, vliegt, springt over het toneel. Werkt zich in het zweet. Transpireert tijdens een voorstelling waarschijnlijk méér dan vijf collega's bij elkaar. Alleen al daarom is een bezoek aan ,,Harlekijn" de moeite waard: Herman geeft zich volledig. „De mensen hebben daar recht op," zegt hij, „ze hebben er tenslotte voor betaald. Ze zullen waar voor hun geld krijgen."

HET is een zinnetje dat typerend is voor Herman van Veen. Hij wil het publiek kwaliteit leveren. En als hij merkt dat het niveau te laag is trekt hij daar passende konsekwenties uit. Zoals enkele maanden geleden, toen hij plotseling besloot een streep te zetten onder de televisie-shows die hii voor de VARA aan het maken was. Hij had twee afleveringen gemaakt, die met gemengde gevoelens waren ontvangen: Herman: „Het was gewoon niet goed genoeg. Ik weet niet waarom ik er eigenlijk aan begonnen was. Ik moest waarschijnlijk zo nodig met m'n grote kop op dat scherm. Wist ik véél. Ik dacht: dat maak ik wel even.
Nou, vergeet het maar. Ik merkte dat ik er eigenlijk nog niet klaar voor was, voor die televisie. Voorlopig hoef ik niet meer." Het ware te hopen dat er méér artiesten in Bussum zouden rondlopen die ten aanzien van eigen prestaties wat méér en wat betreft andermans prestaties wat minder zelfkritiek zouden opbrengen.


Technisch vakmanschap


Maar goed. Terug naar Herman van Veen, de uitbundige flierefluiter die niet kapot te krijgen is (mensen die hem kennen noemen onverstoorbaarheid als een van zijn belangrijkste karaktertrekken). Een jongen met een flair en allure die aan een zuidelijke geboortegrond doet denken, maar tevens begiftigd met een oer-hollandse nuchterheid, die hem stevig met twee benen op de grond houdt, en hem in staat stelde zijn „Harlekijn Holland" uit te bouwen tot een onderneminkje waar diverse gezinnen van eten. Want zakelijk is Herman óók.

COLLEGA'S hebben kritiek gehad op Herman. Kritiek die vaak voortkwam uit afgunst, en gespuid werd door lieden die al veel langer bezig waren in „het vak", maar nog niet een fractie van Hermans succes hadden bereikt.
Er was óók kritiek die een minder labiele basis had. Cabaretier Gerard Cox zei in een interview dat hij versteld stond van het technisch vakmanschap van Van Veen, maar dat hij de inhoud van de teksten niet hoog aansloeg. Herman reageert met: „Cox maakt de fout door mij als cabaretier te zien. Als hij zegt: de teksten van Van Veen zijn slecht, dan moet ie dat verwijt niet tot mij maar tot Jules de Corte, Jean Ferrat en Charles Aznavour richten. Want het zijn hun teksten die ik gebruik. Ik ben geen prater, ik voel me meer een ,,createur" zoals de Belgen dat noemen. Tekst is voor mij niet het belangrijkste. Zelfs van een slechte tekst valt nog wel iets goeds te maken, vind ik."

HERMAN VAN VEEN springt overeind in zijn stoel. Hij heeft al weer te lang stilgezeten. Vertelt, terwijl hij door de kamer heen en weer rent;
,,Vroeger ging ik altijd naar het voetballen kijken, hier in Utrecht, bij DOS. Cruyffie, dat vind ik iets fenomenaals. Ik ben er ontzettend trots op als ze mij ,,de Cruyffie van het cabaret" noemen. Geweldig hoor. Tegenwoordig kom ik niet meer aan voetballen toe. Op een enkele uitzondering na. We hebben met de jongens van "Harlekijn Holland" een soort elftal gevormd. Daar spelen we af en toe een wedstrijd mee. Gisteren hebben we tegen het redactie-elftal van De Volkskrant gespeeld. Jammer genoeg verloren, met 6—4. Maar die jongens hebben een revanche tegoed. En dan zullen we wél winnen."
Hij grijnst strijdlustig.



Martijn Morel